De huidige zuidwalbotter BU9 werd in 1910 op de werf van
de Gebr. Schaap in Huizen gebouwd in opdracht van
Lammert Duyst Stz, een Spakenburgse visser.
De botterwerf van de Gebr. Schaap in Huizen waar de botter BU38 (later BU9) in 1910 werd gebouwd Jacob Schaap, aannemer en hangenbaas,
nam in 1868 de door Boelen en Boissevain gestichtte werf in Huizen
over. De werf Gebroeders Schaap
heeft 232 botters, 13 kwakken en een blazer gebouwd.
|
Lammert Duyst BU 38 (geb. 24 maart 1870)
De huidige zuidwalbotter BU9 werd in 1910 op de werf van Schaap in Huizen gebouwd in opdracht van Lammert Duyst Stz (geb. 24 maart 1870), een Spakenburgse visser. De visserijvergunning van Lammert Duyst stond geregistreerd in Bunschoten onder nummer 38 dus kreeg zijn nieuwe botter het visserijnummer BU38 Met zijn zoon Peter als compagnon viste hij op de toenmalige Zuiderzee op haring, ansjovis, bot en aal met haringfuiken, haringschakels, botsleepnetten, wonderkuil en dwarskuil.
De BU38 in de haven van Spakenburg >> |
Na
de afsluiting van de Zuiderzee door de aanleg van de afsluitdijk tussen 1927 en 1932, liep de visserij sterk terug. De
gemiddelde wekelijkse inkomsten bedroegen in 1930 - f 44,- en in 1932 nog maar f
27,-
Door
Lammert Duyst werd daarom een aanvraag gedaan om tegemoetkoming wegens
waardevermindering
als bedoeld in artikel 6a van de
Zuiderzeesteunwet; "Bij ontstentenis van trekvisch als gevolg van de
afsluiting der Zuiderzee en daardoor geen verdiensten voor
levensonderhoud".
Hiervoor
werd de botter
BU 38 op 7 maart 1932 als volgt door de Generale Commissie
Zuiderzeesteunwet geïnventariseerd:
Een
botter, kielvaartuig, gebouwd in 1910 onder nummer BU 38, bruto inhoud 64 m³.
zonder motor met als ligplaats Spakenburg.
Vischwant: 30
haringfuiken 30
schuttings 7
haringschakels 1
kopnetje 6
botsleepnetten 1
botsleepnet zonder ondersim 1
wonderkuil 3
aalkuilen 1
aatje 3
klaarzakken 1
jotterdraad + ketting 1
boottouw 1
stel sleepnet-touwen 1
stel kuil-touwen 1
tussen beiden touw 1
fuikenvisschers-ketting 1
reepkabel 70
staken 5
steenen in beslag 3
vijftigers
partij oud en nieuw lood |
Tuigage: 2
zeilen 2
fokken 2
kluiffokken 2
bezanen 1
kruiwagen 1
vischbalans met stel gewichten 2
kabels met dreg en anker 1
boot
(verkocht
a
f35,- aan de schippers van
de BU99 en BU58) |
Geschatte
waarde
botter incl. span zeilen
f 1750,-
netten + toebehoren
f 1119,-
bijboot
f
62,-
Totaal
geschatte waarde
f 2931,-
werkelijke
waarde
f
685,-
waardevermindering
t.g.v. afsluiting
f 2246,-
Duyst
kreeg een geldelijke tegemoetkoming in het kader van de Zuiderzee steunwet van f
5,- per week tijdens de zomer en f 10,- gedurende het winterseizoen.
Na
de afsluiting van de Zuiderzee wordt het vissen met de wonderkuil verboden.
In
het voorjaar van 1935 gaat Lammert Duyst van boord en vaart zijn zoon Peter als
schipper.
Na
het visseizoen van 1935 beëindigt Lammert Duyst zijn bedrijf. In een brief aan
de
Steuncommissie schrijft hij:
"Weledele,
Met dezen deel ik U mede dat ik de
botter verkocht heb, en dus mijn
bedrijf eindig. En wel om de volgende redenen: ten eerste: omdat ik binnenkort
voor groote onderhoudskosten zou komen te staan, en de visscherij niet zoveel
oplevert om die te kunnen betalen. Te minder daar ik den 66 jarigen leeftijd al
bereikt heb. En ten tweede omdat mijn zoon en medeschipper met wien ik 20 jaar
gevischt heb de botter van zijn schoonvader krijgt met wiens eenigst kind hij
gehuwd is".
Peter Baas BU 9
De botter werd op 16 december 1935 verkocht aan de Spakenburgse visser Peter Baas en werd daarbij overgenummerd als BU9.
|
Peter Baas (geboren 28 augustus 1877) had in Spakenburg de bijnaam Peet Leun. Jan Koelewijn viste hiervoor buiten de dijk met de botter BU12 van zijn vader.
Zij
vader, G Koelewijn, schrijft hierover naar de Rijksdienst: "Zoon
Jan voert voor eigen rekening de visscherij op de wadden uit. Vader staat die
weken gratis zijn botter [BU12] af. Zijn
compagnon is J.Hopman [BU87] deze zorgt voor zeilen en kabels enz. Visscherij
wordt alleen maar uitgevoerd in het voorjaar op de haring, knecht is Hendrik
Baas". |
|
|
In 1937 werd de kuilvisserij beneden de lijn Volendam-Doornspijk verboden. Voor de BU9 werd daarom, in combinatie met de BU147 een fuikebeug gekocht. 20 augustus 1937 stopte Peter Baas met vissen.
|
Hendrik Baas BU 9
De vergunning van Peter Baas ging over naar zijn zoon Hendrik Baas (geb.26 juli 1906), die met Jan Koelewijn als schipper ging varen. De botter hield daardoor haar visserijnummer BU9 en werd een gezamenlijk eigendom van Hendrik Baas en Jan Koelewijn.
In de botter werd boven het achterste ruim een 10 pk Ford T benzine motor, 4 cyl. bouwjaar 1930 geplaatst. Gedurende het visseizoen in 1939 komt Peter Baas terug aan boord bij zijn zoon Hendrik, omdat Jan Koelewijn wordt opgeroepen voor militaire dienst.
Peter
Baas schrijft hierover aan Rijksdienst: "Mijne
Heeren met het oog op de militaire maatregelen welke door de Regeering genomen
zijn moest mijn zoon zijn kameraad in dienst, en met het oog bij gebrek aan volk
zou ik zelf weer naar zee, tot zoo lang zijn kameraad wederom thuis is. Beleefd
verzoek ik u in de loop van de week mij te willen berichten, hoeveel er van mijn
geldelijke tegemoetkoming af getrokken word. Om reden die vrouw welke haar man
in dienst is mij dit terug betalen moet. Want naar zee gaan en geld toegeven
gaat niet op". In de oorlogsperiode bleef de botter in Spakenburg. In mei 1940 werden de inwoners van Spakenburg voor korte tijd geëvacueerd naar Enkhuizen, de vissers bleven met hun schepen doorvissen.
De BU9 vaart de haven van Spakenburg uit >> |
In 1942 werd voor de BU9 een vergunning afgegeven voor visserij op het IJsselmeer met dwarskuil en snoekbaarsnetten. Op de inventarislijst stonden 5 katoenen kuilnetten, aanschafprijs f 350,- per stuk en 8 linnen snoekbaarsnetten van f 100,- per stuk.
foto's Peter Dorleijn |
Voedseltransporten in de hongerwinter
Tijdens de oorlogswinter 1944-45 werden de botter ingezet om aardappels te varen uit NW-Overijssel en Drente en kool uit Andijk (Noord-Holland).
In zijn boek "Van gaand en staand want" deel III, schrijft Peter Dorleijn hierover:
In de hongerwinter van 1945 is een deel van de Bunschotervloot ingezet om voedsel vanuit het noorden van ons land naar Spakenburg te varen.
Het ging hier om landbouwprodukten als kool, erwten en bonen, maar vooral ook om aardappels. Deze produkten waren in de eerste plaats bestemd voor de eigen gemeente.
Weliswaar ligt Bunschoten-Spakenburg in het platteland, maar omdat daar bijna uitsluitend veeteelt bedreven werd, ontstond er toch een kritieke situatie in de voedselvoorziening.
Hoewel er aan het varen zekere risico's verbonden waren, bijvoorbeeld beschieting door geallieerde vliegtuigen, bestond er onder de vissers voldoende animo voor omdat
het hen vrijwaarde van de "Arbeitseinsatz".
Het initiatief voor de voedselvaarten ging uit en vond plaats onder auspiciën van de Vebena, terwijl ook de visserijvereniging deelnam in de organisatie.
De eerste reizen werden omstreeks februari 1945 ondernomen. De vissers kregen soms op waar en wat ze moesten laden, vaak ook was het een kwestie van zelf op zoek gaan. Ze onderhandelden dan ook over de prijs, betaalden en rekenden na afloop van de reis met de organisatie af.
De meeste reizen gingen naar de kop van Overijssel, Friesland en Drenthe. Enkele ook naar West Friesland, waar in Broekerhaven en Medemblik ook wel eens een vrachtje georganiseerd kon worden.
Jan
Koelewijn laadde een aantal malen in Medemblik; hoe hij daar een keer een partij
kool bemachtigde is een schitterend verhaal.
De bootjes waren zo vol gelaojen, die lagen zo an 't water. Wie lagen daar met
twee botters, de kont aan de wal en de kop een beetje af.
Daar in dat kanaal daar sting nog een aardig kabbelzeetje en wie zaten op de
plecht met ons drieën. Ik zeg tegen m'n sjoonvader: "Kiek es, die
zinkt." En die kerel die stuurde 'm op de wal, die sprong d'r uut vanzelf.
En eventjes later nog één en nog één, die sloegen zo vol water en die
zonken. Maar die kool bleef allemaal drijven en dreef zo op ons an, zo tussen
ons en de wal.
En daar kwamen die lui die op die bootjes waren. "Ja, wat moet je
daarmee", zei ik. "Ze moen naar Medemblik", zei die, "daar
leit een lichter voor ons." Ik zeg: "Als je ze hier vandaan dragen
moet naar Medemblik ben je ook nog niet klaar. Verkoop ze aan mij, man, ik wil
ze graag hen." "Ja jonge, dat kan niet." Ik zeg: "Wat kan
niet? Tegenwoordig kan alles niet en kan wel. Als je ze ming verkopen dan vissen
we ze zo op." En we maakten 't akkoord; ik geloof dat ik voor een dikke
honderd gulden de hele bubs kocht.
De
kool was vermoedelijk voor de Wehrmacht bestemd en het was zaak om onopgemerkt
de haven te verlaten. Diezelfde avond gingen de botters nog door de sluis en de
volgende dag om een uur of twee in de morgen zeilden ze Medemblik uit. 's Avonds
kwamen ze zonder problemen in Spakenburg. Jan Koelewijn: "D'r
waren d'r hier mooi blij mee, dat we zo'n vrachtje hadden."
Maar we leien behoorlijk diep, met de stuit an. Ik zeg: "Jonge, als
d'r wind komt; dat staat er mooi voor." Maar afijn, we ben weggegaan en we
waren aardig gelukkig, want toen we heen gingen was de wind zuud-west en terug
hajje een barre noordwester. We kwamen er die dag nog verscheije tegen, die
moesten 't hele kanaal trekken.
Via Genemuiden en 't Sjokkerkanaal, langs de Noordoostpolder, voeren we weer
naar huis toe.
Maar
hoewel Jan bij al die tochten aardig gelukkig was met de wind, moest hij
laatstgenoemd kanaal, dat officieel de naam Ramsgeul draagt, ook een keer
oplaveren.
De aardappels werden in hokken op de deken gestort, maar ook in de bun. "Dat gaf niks, want of ze nat waren dat hinderde niet, ze bedorven niet want daar han ze gien tied veur."
Op
21 maart 1946 kreeg Hendrik Baas een baan aan de wal, op de steenfabriek De Eem,
("eigenlijk is het NV Oerietfabriek want er werden ook veel aanrechten
gemaakt voor het buitenland").
Jan Koelewijn BU 9
Jan
Koelewijn (geboren op 6 maart 1907),
bijnaam: “Jan Bal”, ging vissen met Peter de Graaf (vroeger BU85). Hij viste
in het voorjaar op snoekbaars en kuilde vanaf april. In januari 1947 nam Jan Koelewijn de visserijvergunning en de botter BU9 over van Hendrik Baas. |
In
de brief van de Wrnd inspecteur der Visscherijen, Hoofd in het 2e en 3e district
aan de Heer Directeur 'sRijksbelastingen en Domeinen te Utrecht: Onderwerp:
apostille 18 febr 1946 no222D
"Onder
terugzending des bijlagen van nevenstaande apostille heb ik de eer U mede te
delen dat H.Baas en J.Koelewijn reeds vele jaren samen hebben gevischt op het
hen gezamenlijk toebehorende vaartuig BU9 dat Baas werk aan de wal heeft
gevonden en de visscherij wil verlaten en dat er op grond van de bestaande
regelingen geen bezwaren bestaan om een vergunning voor uitoefening van de
IJselmeervisscherij te verstrekken aan J.Koelewijn met gelijktijdige intrekking
van de vergunning uitgereikt aan H.Baas. De
vergunning zal echter niet kosteloos kunnen worden verstrekt
aangezien J.Koelewijn geen belanghebbende is in de zin de
Zuiderzeesteunwet".
En afijn toen ben we in uh, ik weet nie meer, in '45 of '44 wanneer 't was, ben'k uut elkaar egaan, we kon niet met mekaar op. Ie viste nie, ie viste aars as ik wilde dus we kregen meuten dus ik zeid tegen m'n vrouw ik scheid ermee uut, ik ga zo nie meer. En toen hei'k tegen 'm gezeid en toen zijn we goeschiks uut mekaar gegaan. Ik het 't boeltje ekocht van hun maar ja, de vergunning kon 'k nie kopen, die had ie. Afijn, toen hei'k nog een veertien dagen zonder vergunning gevist. |
Toen bin 'k bie de burgemeester eweest, toen mos ik naar hoe heet 't, daar naar 't douanekantoor daar in Utrecht en daar ben'k em zelf nog wezen halen van te voren. En ik kreeg 'm ook want toen zei de burgemeester ga maar zei die, mog je aanhouden door de zeepolitie zei die, dan sta ik er voor in, dan werk ik wel voor je dat er niks van komt. Ik zeg nou da's goed.
Jan Koelewijn haalt met z'n maat de dwarskuil binnen |
In juli 1951 werd de T-Ford wordt vervangen door een 20 pk A-ford. Jan Koelewijn hierover:
Jan Koelewijn stopte in september 1963 met vissen en wordt havenarbeider in Amsterdam. |
Eind
1965 doet Jan Koelewijn een aanvraag om tegemoetkoming wegens
waardevermindering van vissersvaartuigen en netwerk als bedoeld in art. 6a van
de Zuiderzeesteunwet. De
inventarisatie geeft aan:
BU9
bruto inhoud 10 m3
De
rijksdienst besluit dat de aanvrager "wel belanghebbend" is er kent
een vergoeding wegens waardevermindering toe: 1.
Een zuidwalbotter, groot model kenteken BU.9
f 800,- 2.
4 kuilnetten ad 1/3 van de kostprijs
f 560,- Totaal uit te keren bedrag f1360,- |
lossen van de vis na een van
de laatste tochten, begin jaren zestig. |
In
een interview met Peter Dorleijn, (Van gaand en staand want, deel III) vat Jan
Koelewijn deze periode samen:
"In
'37 is vader uut'esjeije en ik had gien vergunning, ik kon 'm niet kriege want
ik was "zoon van belanghebbende"; je moest zelf belanghebbende wezen.
Dus ik moest van arremeu met een belanghebbende samen. Ouwe Peter Baas die
sjeide d'r ook uut en die had een zoon en die was een half jaar ouwer als ik.
Die kon de vergunning net wel over kriege; je moste van 1906 zijn en ik ben van
1907.
Ja,
anders had ik het nooit gedaan, want ik het 'r rottigheid genog mee gehad.
Daar
ben ik toen samen mee gegaan en ben ik op de BU9 gekommen; die botter was jonger
als die van vader en toen het ik die - samen hadden we 'm - over'eneumen.
Maar
Peter Baas was blie dat ie [zijn zoon] met ming ging; zelf was ie wat dat
betreft
niet
bekwaam veur sjipper. Dus hie zei al dadelijk: "Jie moen maar baas
wezen". Ik zeg: "Ja man, dat is best, dat sjeelt ming niks".
Dat
is gegaan tot de oorlogswinter; toen ging 't niet goed meer en zei ik: "Ik
sjei d'r mee uut, ik het gien zin meer". Ik wier 't zo zat! ,Maar ja, toen
Peter Baas, dat was een hele goeie kerel want die sprak z'n zoon niet veur, die
zei direct tegen me: "Jan, als je uutsjeije, ik weet niet hoe 't zit, maar
de vergunning krieg jie. Daar zurg ik veur, want ming zeun het'r toch niks
an".
Nou,
en dat is toen gegaan. Dat eerste jaar het ik nog zonder vergunning gevaren want
ik kon 'm eerst nog niet kriege.
Bie
de burgemeester geweest, toen zeg ik: "Wie gaan naar zee, snoekbeersvissen,
maar ik het gien vergunning, hoe zit dat?" "Ja", zeid ie,
"daar kan ik ook niks an doen. Maar ja, de pliesie komt toch ook alle dagen
niet bie je aan boord?" Ik zeg: "Ben je mal, heel niet ook." En
wie hen dat hele veurjaar zonder vergunning snoekbeers gevist, nooit gien
pliesie aan boord geweest.
Toen
in april mosten we gaan kulen, had ik 't nog niet. Afijn, in 't lest veurjaars,
toen kreeg ik bericht dat ik 'm in Utrecht halen kon, in het Domeinenkantoor.
Dat staat daar ... eh, Asch van Wijckkade, juust, daar most ik heen. Ik kon 't
heel niet vinden; een postloper 'evreuge en die wist 't ook niet. Afijn, ik liep
effe te kieke, ik was nog nooit in Utrecht geweest, en toen had je daar 't
pliesiebureau. Ik d'r in. Nou, de pliesie kijken, daar en daar, 't was niet eens
zo veraf".
Dat
jaar het ik twee vergunningen gehad, want met juni liep ie weer af. En dan, de
eerste tied, toen kregen de vissers ze altied veur niks, de belanghebbenden.
Maar ik moest 'm direct al betalen; ik geloof dat 't tien gulden was.
Later
hen ze dat veranderd, hen ze er vuufentwintig van gemaakt, belanghebbenden en
gien belanghebbenden.
Van
die tied af aan, van '45, ben we uut mekaar gegaan. Met geld enzo hen we dat ook
allemaal uut mekaar gemaakt. Toen had ik de botter en de vergunning.'
Van
de verschillende visserijen die Jan beoefend heeft, was voor 1932 die met
haringfuiken een van de belangrijkste:
"Van m'n schooljaren af tot '32 hen we fukenvissen an de Kneer gedaan.
Hering hen we genogt gevangen, daor hewwe niet over te klagen. Deurmekaar han we
nog aardig geluk ook. Vader het nooit gien reepnetten [staande haringnet- ten]
gehad; 't repen ben ik zelf ook nooit bie geweest.
Hij
had wel ansjovisnetten, maar toen ik aan boord kwam was ie daar al mee
uut'esjeije; ik geloof dat in '19 veur 't lest was. Maar toen in '25 of '26 heb
ik nog een teeltje gedaan. Toen kwam de ansjovis niet inverdan, zoals ze dat
neumden, dan bleven ze daar wat naar buten toe.
En
toen dee die met een breur van 'm, daar waren we vroeger maat mee, samen. Die
had ook een zoodje ansjovisnetten en wie had d'r ook nog en toen ben we zo met
z'n vieren [bemanning van twee botters] gegaan.
Na
het kuilseizoen van 1963 zei Jan de visserij vaarwel; het was toen nauwelijks
meer mogelijk een knecht te krijgen en ook de polder Zuidelijk Flevoland naderde
zijn voltooiing. Van de laatste jaren dat hij viste ging hij een aantal nachten
met Peter Dorleijn "te
kulen".
Willem
Hartog
BU 9 / BU 137
De
botter BU9 werd op 29 maart 1965 verkocht via C.Korlaar (bijnaam: Kees
Katjesoor) aan Willem Hartog (geb.19 september 1912) bijnaam Kromme Willempie.
Deze viste onder vergunning BU 137 maar liet het visserijnummer BU9 op de botter
staan.
Willem
Hartog heeft één seizoen met de BU9 gevist om in aanmerking te komen voor de
zuiderzeesteun.
Jan
Koelwijn over deze verkoop:
"Da
zal'k je vertell'n, eigenlijk heeft Kees Katjesoor 'm deraf gekocht. Willem
Hartog heb nog's bie mijn geweest maar we konden nie akkoord worden en toen kwam
Kees binnen die zei ik wou 't hele boeltje kopen. Ik zei nouja dat kan, en toen
zei die vraag maar geld. Nou ja ik vreug geld, dat zal geweest zijn ik denk van
in vuufenzestig.
Kees
Katjesoor die het hier eweest en toen hebben we 't hele boeltje bij elkaar op
zolder, ik denk van kuuls alles, ik weet niet of ik nog een kuul gehouwen heb,
ik had 'r wel een stuk of vuuf, maar ik heb toen alles verkocht, zeilen, ie heb
alles mee'enomen.
En
toen kocht Willempie die kocht 'm weer van Kees. Die ging toen weer vissen, die
was er uut'escheien maar ie moes eerst weer vissen veur zin steun.
Hij
had voor die tied hadden ze nog een kottertjie en daar hadden ze eerst mee
gevist, maar ja toen bin ze der uut'escheien en toen is Willempie die is met de
sjuut nog verder gegaan.
En
dat het ie gedaan, toen is ie dat jaar gegaan en toen kon ie later kon ie zo in
de Zuiderzeesteun. Hij is er toen weer uut'escheien in de herfst en toen kon ie
meteen in de steun gaan. Kromme Willempie is van de winter, verschene winter is
ie gestorven".
Op
13 december 1965 ging de botter definitief uit de visserij. De BU9 was één van
de twee laatste, vanuit Spakenburg op de zeilen, vissende botters.
Jan Koelewijn en zijn vrouw tijdens een intervieuw in Spakenburg |
|